Overspraak tussen twee geleiders boven een aardvlak

De meetopstelling bestaat uit twee parallelle koperdraden (diameter 2 mm, lengte 1 m) op een hoogte van 20 mm boven een aardvlak, onderlinge afstand 30 mm. Voor het nauwkeurig bepalen van de overspraak tussen geleider 1 en 2 is het noodzakelijk de karakteristieke impedantie van de individuele geleiders te kennen.

Eigenschappen van de meetopstelling.

De golfimpedantie is een maat voor de relatieve sterkte van de elektrische en magnetische golven in een medium. Totdat $\mu_0$ geherdefinieerd werd in relatie tot de fijnstructuurconstante, was de golfimpedantie van het vacuüm exact gelijk aan $c \cdot 4 \pi \cdot 10^{-7}$ waarbij $c$ de lichtsnelheid is.

Onderstaande code is een adaptie van de formules voor de zelfinductie $L_l$, eigen capaciteit $C_l$ en resulterende impedantie $Z_0$ van één draad boven een aardvlak.

Berekening van de eigenschappen van de draden in de meetopstelling: zelfinductie $L_l$, eigen capaciteit $C_l$ en karakteristieke impedantie $Z_0$ van een draad boven een aardvlak waarbij $l$ = 1 m, $d$ = 2 mm, $h$ = 20 mm. De inductie en capaciteit zijn allebei recht evenredig met de lengte van de draad. De impedantie is (de wortel van) de verhouding van de inductie en capaciteit en dus onafhankelijk van de lengte van de draad.

Grafieken van de zelfinductie $L_l$ en eigen capaciteit $C_l$ per meter tegen de diameter $d$ van een draad boven een aardvlak, voor verschillende hoogtes $h$. De gebruikte draaddiameter $d$ = 2 mm is aangegeven als stippellijn.

Grafiek van de karakteristieke impedantie $Z_0$ tegen de diameter $d$ van een draad boven een aardvlak, voor verschillende hoogtes $h$. De gebruikte draaddiameter $d$ = 2 mm en de verwachte impedantie $Z_0$ = 220 Ω zijn aangegeven als stippellijnen.